door Theo Jongedijk
Van links tot rechts, inclusief het midden van de politiek, iedereen in de Tweede Kamer heeft er de mond van vol: bestaanszekerheid.
Er zijn dan ook volop schrijnende situaties in het land. Kinderen zonder ontbijt naar school; werkenden die aan één baan niet genoeg hebben om uit de dagelijkse kosten te komen en alleen met meerdere werkgevers hun broek kunnen ophouden.
Waar het bij de klaagzangen in de media echter niet over gaat, is de manier waarop de noodlijdende betrokkenen in het leven staan.
Vroegere generaties werden opgevoed met stelregels die een hoop armoede-ellende konden besparen. Zoals: eerst sparen, dan pas uitgeven.
Trouwen en een huiskopen zonder solide financiële basis, het werd sterk ontraden. Aan kinderen beginnen als je nog rood staat bij de bank, doe het niet.
Waar het ook niet over gaat bij het signaleren van lege magen ‘s ochtends in de klas is de vraag wat er in die gezinnen gebeurt met de kinderbijslag? Een kwartaalbedrag van ruim 260 euro voor het jongste kind tot meer dan 370 voor het oudste.
En wat gebeurt er met al die andere toeslagen – zes miljoen landgenoten krijgen ze maandelijks overgemaakt – om bestaanszekerheid mogelijk te maken?
Waar liggen de uitgave-prioriteiten bij ouders en opvoeders van de lege-magen-kinderen? Waarom wordt daar door deskundigen niet kritisch naar gekeken om mensen die onverantwoorde keuzes maken te adviseren hoe het anders kan.
Het leven is er zeker het laatste jaar niet goedkoper op geworden, maar altijd te duur om er financieel ondoordacht mee om te gaan.