Toen Nederland nog een emigratieland was

door Theo Jongedijk

Midden jaren vijftig zat ik net op de lagere school en vertrok mijn vader die ook journalist was voor een halfjaar naar de Verenigde Staten van Amerika om zelf te ervaren wat al die emigrerende landgenoten daar hadden te zoeken. Hij had ook voor Canada, Australië of Nieuw-Zeeland kunnen kiezen. Met tienduizenden tegelijk verlieten avontuurlijk ingestelde mannen en vrouwen, sommigen met een heel gezin, het vaderland om ver weg een nieuwe toekomst op te bouwen.

Het was niet alleen de vrees voor een nieuwe oorlog in Europa waar het communisme zich steeds meer deed gelden, na de tweedeling door het IJzeren Gordijn, maar vooral ook het gevoel meer ruimte nodig te hebben om zich te kunnen ontwikkelen. 

Theo Jongedijk
Theo Jongedijk

Stadse leven

Nederland had in die dagen niet meer dan elf miljoen inwoners. Mijn ouders waren bevoorrecht, we hadden een auto, een Volkswagen Kever, waarmee we soms richting Utrecht reden om het stadse leven van het drukke Den Haag even te ontvluchten en zelf te ervaren dat het Koninkrijk der Nederlanden een agrarische economie had van gemengd bedrijf, hetgeen betekende dat de meeste boeren aan veeteelt én akkerbouw deden. 

Bij Zoetermeer zat een knik in de weg door de fabriek van Nutricia waar de snelweg als enige obstakel omheen werd geleid. Het landschap was er groen, groen en nog eens groen met koeien, schapen en paarden in de eindeloze weilanden. De boerderijen die er stonden voldeden, kleinschalig als ze waren, aan het later zo mooi door cabaretier Wim Sonneveld bezongen ‘Tuinpad van mijn vader’. De menselijke maat was het uitgangspunt. 

De herinnering aan het vertrek van mijn vader met een oceaanstomer vanuit Rotterdam, in het spoor van al die emigranten, is mij als enig concreet voorbeeld bijgebleven van Nederland-emigratieland. De noodzaak zag ik niet. Druk was het nergens. Spelen op straat: geen enkel probleem.

Immigratieland

Inmiddels ben ik een zeventiger. Als ik nu van Den Haag richting Utrecht rijd, kán rijden, mits er geen file is, ervaar ik terdege dat Nederland inmiddels een immigratieland is geworden. De horizon op dit traject is geheel verdwenen. Zoals elders steeds vaker het geval is. Bedrijven, opslagloodsen, distributiecentra en woonwijken wisselen elkaar af. Reclameschilden op hoge palen, in de avonduren agressief verlicht, vangen ieders blik. Het woord landschap heeft hier zijn waarde verloren. Nog even en de weinige landschappelijke pareltjes buiten de Randstad ondergaan hetzelfde lot. 

Het is juist dáár dat de boerenopstand het hevigst is. Hoe begrijpelijk. ’s Landsbestuur in Den Haag heeft er in de eigen omgeving – het westen – een puinhoop van gemaakt. Van enige planologische ordening is geen sprake meer sinds provincies en gemeenten zélf mogen bepalen over de inrichting van hun omgeving. 

Hoe lang kan je met dit visieloze kabinet nog in de Achterhoek, de Betuwe, Drenthe, de Peel, de Utrechtse heuvelrug en in Twente ervaren hoe mooi dit land er eeuwenlang heeft uitgezien? In genoemde regio’s hangen de vlaggen ondersteboven, benauwd als iedereen daar is om de wurgende stikstofplannen. 

Foto: Flickr