Allemaal meebetalen aan herstel PvdA

Bristol Shoppers/Flickr
Bristol Shoppers/Flickr

Het klinkt sympathiek om jongeren beter te gaan honoreren voor het werk dat ze doen. Het verhogen van het minimumjeugdloon zal bij de groep die het betreft zeker op sympathie kunnen rekenen.

Maar of het verstandig is, is een tweede.

De geschiedenis heeft geleerd dat werk dat geheel of gedeeltelijk is voortgekomen uit subsidies een minder stabiel karakter draagt dan privaat door economisch gezonde ondernemingen gefinancierde banen.

Het overeind houden van bedreigde werkgelegenheid in verouderde bedrijfstakken als textiel en scheepsbouw kostte in het verleden handenvol geld zonder enig resultaat en ook het experiment met Europees geld gepompt in de zogeheten melkertbanen liep uit op een fiasco.

De vraag is dan ook of de honderden miljoenen euro’s die nu geïnvesteerd gaan worden in verhoging van het loon van de jongste werknemers straks ook niet weggegooid geld blijkt te zijn. Dat is het geval wanneer de gestegen arbeidskosten van jongeren de jeugdwerkloosheid weer doet oplopen met alle financiële en maatschappelijke gevolgen van dien.

Wat aanvankelijk leuk lijkt voor de jeugd zal dat ook even zijn voor de economie. Meer bestedingsruimte voor de jongste werknemers betekent ook meer uitgaven door deze groep. Met de huidige extreemlage rentestand zal er immers barweinig van de geïnvesteerde miljoenen op jeugdspaarrekeningen terechtkomen.

Het kabinet gaat duidelijk voor het korte termijneffect. Dat is niet verwonderlijk.
Volgend jaar zijn er Tweede Kamerverkiezingen. Jeugdige werknemers die ten tijde van de stembusgang nog genieten van het zoet van een hoger inkomen en nog geen weet hebben van het zuur dat hen te wachten staat bij banenverlies kunnen het nu in de peilingen voorspelde dramatische zetelverlies van hun geldschieter Lodewijk Asscher, minister van Sociale Zaken, beperken.

Zo betalen we allemaal – ongewild – een beetje mee aan het (beoogd) herstel van de Partij van de Arbeid.

Theo Jongedijk